DE VEILIGE HAVEN
Mijn broertje heeft het Syndroom van Down.
We schelen anderhalf jaar in leeftijd.
Ik kan me niets herinneren van zijn geboorte.
Ook niet van de eerste jaren samen.
Hij is anders.
Fijn anders.
Het maakt hem niet uit hoe je eruit ziet.
Ook niet wat voor auto je hebt.
Of je een huurhuisje of een villa hebt.
Je moet gewoon aardig tegen hem zijn.
Hem zien.
Echt zien.
Dan is hij superlief voor jou.
Ik neem mijn broer vaak mee.
Speel met hem.
Zorg voor hem.
Als vanzelf.
Om te helpen.
Mijn ouders te ontlasten.
Maar ook omdat ik dan even niet de raarste ben.
Iedereen kijkt naar hém.
Lacht om hém.
Volwassenen vinden mij opeens erg lief.
Kinderen vinden ons erg interessant.
Ik ga mijn moeder steeds vreemder vinden.
Ga steeds liever naar vriendinnetjes toe.
In plaats van dat ze bij mij komen.
Ons huis is voor ons gezin.
Veilig.
Ook al is mijn moeder erg onveilig.
Onvoorspelbaar,
Of juist heel voorspelbaar.
Maar dan toch zo.... vreemd.
Veel later vind ik het woord:
Wereldvreemd.

Reacties
Een reactie posten