MIJN TEKST BIJ FRANKS UITVAART

15 januari 1957. Ik ben anderhalf als ik er een broertje bij krijg. Hij heet Frank en zijn ogen staan scheef. Dat en andere dingen zie ik pas jaren later. De huisarts, een botte Scheveninger oftewel schollekop, die in het ziekenhuis is komen opdraven, ziet het wél meteen. “Ik zie het al: mongool” is de uitspraak die mijn vader zich ruim vijftig jaar later en in de ban van de dementie nog elke dag herinnert. De tv staat in haar kinderschoenen en dus is er nog geen Johnny de Mol. Computers zijn er nog niet en informatie over Down Syndroom wordt alleen gegeven door Het Zorgenkind. Mijn ouders worden er geen lid van en volgens mij stoppen ze ook nooit iets in de collectebus. Ze zoeken het zelf wel uit.


Frank groeit op tussen de 'normale' kinderen. Ze vinden hem geweldig. Als ze met hun speelgoedpistooltje op hem schieten, is het altijd raak. Met voetballen mag hij in de goal staan. Hij laat in drie minuten tijd tien doelpunten door en gaat dan met een grijns van oor tot oor in het gras zitten. Altijd kijkend naar wat er allemaal om hem heen gebeurt. Niets ontgaat hem.

Begin jaren 60 besluit een onderwijzeres van de kleuterschool een speciaal klasje voor gehandicapte kinderen te beginnen. Frank gaat voor het eerst in zijn leven naar dagbesteding. Hij vindt juffrouw van Geijn geweldig en de kinderen met een beperking neemt hij op de koop toe. Dan al kijkt hij gefascineerd en jaloers naar de grote rolstoel waar een kaal meisje van zijn leeftijd in zit.

 Anders dan veel andere kinderen met Down of een andere beperking blijft Frank thuis wonen. Dagcentra van de Schröder van der Kolk Stichting en een kinderloos echtpaar dat in ons oude huis is komen wonen, nemen een deel van de zorg op zich. Mijn ouders zijn er blij mee.

Jarenlang gaat alles zijn gangetje. Ik ga werken, uit huis en krijg relaties en zie Frank nauwelijks omdat hij elk weekend bij Tante Nelly en Ome Leo is.



Dan komt mijnheer Alzheimer de boel grondig verpesten. Eerst bezoekt hij Tante Nelly, daarna mijn moeder en tenslotte mijn vader. Frank  verhuist. Niet naar een instelling maar naar Hoofddorp, waar ik met Jolien woon. Zes jaar lang maakt hij deel uit van ons gezin. Het zijn zes hele goede jaren. Hij gaat mee naar de schouwburg, waar hij op de eerste rij zit en door zijn enthousiasme opvalt bij de leden van Slagerij van Kampen. Hij houdt er een trommeltje met handtekeningen aan over.  Van Loes Luca en de andere acteurs krijgt hij een speciale goodiebag van Ja Zuster Nee Zuster. In de Linnaeushof, de grote speeltuin, schommelt hij urenlang. Frank geniet met volle teugen en wij doen hetzelfde. Elke doordeweekse morgen komt het busje dat hem naar het dagcentrum van Ons Tweede Thuis in Aalsmeer brengt.

 


In 2000 verhuist Frank naar Wooncentrum de Ring in Hoofddorp en krijgt hij zijn dagbesteding op de Vaart. Twee plekken waar hij, na een paar jaar van wennen, gelukkig is. De begeleiding is er perfect. Zo perfect dat Frank door supersnel reageren van die begeleiding een zware longontsteking en hersenbloeding overleeft. Dankjewel Ingrid en Samantha! Na de hersenbloeding krijgt Frank eindelijk zijn zin: hij mag in een rolstoel!

De extra vakanties met eerst Ronald en daarna Jaap zijn geweldig. Ook tijdens de bewonersvakanties met Pieter en Christel wordt er volop genoten. Tot hij dit jaar niet mee kan omdat er slijtage in zijn onderrug is geconstateerd en het allemaal teveel voor hem wordt. Hij blijft thuis en krijgt pas later mee dat één van zijn groepsgenoten, Arda, tijdens die bewonersvakantie is overleden.


Dat overlijden is door iedereen nog maar nauwelijks verwerkt als Frank vorige week vrijdag valt en twee ribben breekt. Zaterdag en zondag zijn Monique en ik bij hem. Hij heeft erg veel pijn. Maandagochtend vroeg komt het telefoontje: hij is overleden. Wij rijden weer naar Hoofddorp. Het is bizar, onwerkelijk, niet waar/wel waar, goed/niet goed...
 

Mijn broer, die altijd mijn broertje bleef, ligt vredig, bijna met een glimlach om zijn lippen, voor altijd met zijn ogen dicht. Nét geen 60 geworden terwijl ze in 1957 zeiden dat hij amper de 20 zou halen. Ik zal hem ontzettend missen en ben daar niet de enige in. Dankjewel mensen van Ons Tweede Thuis, begeleiding van het Dagcentrum en de Woning en vrijwilligers voor jullie goede zorgen.


Reacties